Ter voorbereiding van een nieuwe masterclass over ledenbinding* kwam ik op basis van recente inzichten uit de vakliteratuur gekoppeld aan ervaringen in de praktijk tot het volgende schema:
Lidmaatschap 1.0 | Lidmaatschap 2.0 | Lidmaatschap 3.0 |
De vereniging organiseert | De vereniging regisseert | De vereniging faciliteert |
Lid zijn is een evidentie, en ook iets om trots op te zijn | Lid zijn moet nuttig en relevant zijn, erbij horen is meegenomen | Lid zijn is essentieel als ‘wissel op de toekomst’ |
Lidmaatschap is enkel een mechanisme om tot de organisatie te kunnen behoren | Lidmaatschap is een ‘aandeel’ (er wordt een gevoel van ownership gecreëerd) | Lidmaatschap neigt naar ‘coöperant’ zijn van de organisatie (aandacht voor inspraak en medezeggenschap) |
Ledenvoordelen zitten in één pakket voor alle leden gelijk, vooral omdat dat makkelijk is qua ‘handling’ voor de organisatie | Ledenvoordelen worden verpersoonlijkt tot ‘services’ (op maat), vooral onder druk van de leden zelf (zij zoeken de what’s in it for me?) | Ledenvoordelen als ‘cafetariaplan’ maar ook als ‘rugzak’ (een omkadering als verzekering voor zaken die nog ingevuld moeten worden) |
Ledenvoordelen zijn aanbodgericht: de organisatie weet best wat de leden nodig hebben | Voordelen en services zijn vraaggericht – de leden worden bevraagd en geven zelf aan wat ze belangrijk vinden | Voordelen en services zijn ook toekomstgericht, collectiverend – om als sector/professie samen vooruit te gaan |
Leden zijn louter ‘ontvanger’ | Leden zijn betrokken en interageren (vooral ad hoc) | Leden zijn mede-creator van nieuwe initiatieven (proactief) |
Geen aandacht voor member journey | Aandacht voor member journey, maar vooral intern en rond het lid zelf | Memberjourney maakt deel uit van het grotere verhaal (de collectieve ambitie) |
Ik kijk er al naar uit om dit schema over de organisaties te leggen van de deelnemers.
____________________________
*BSAE Masterclass op 28 september 2017 in Brussel – http://www.bsae.be/event/45