Op 28 januari 2020 verzorg ik voor BSAE opnieuw een workshop rond Expedities, een methodiek om de kracht van de collectieve intelligentie van leden in te zetten, zowel in de context van specifieke trajecten (bv. lerend netwerk, visievorming), maar ook best bruikbaar voor elke vergadering of bijeenkomst met leden. Meer hierover op deze link. Naar aanleiding van de sessies vorig jaar, de vele besprekingen met geïnteresseerden uit zowel de verenigingswereld als daarbuiten en de effectieve omzetting ervan in de praktijk voor heel wat verenigingen, heb ik nogmaals een analyse gemaakt van zaken waar ik tegen aan gelopen ben en die duidelijk extra aandacht vragen. In september maakte ik hierover trouwens al enkele bedenkingen in een artikel.
Vier nieuwe bedenkingen
- Veilige omgeving: niet alleen moet er vertrouwen zijn onder de deelnemers en moeten zij zich kwetsbaar kunnen opstellen, het is minstens even belangrijk dat er een vorm van ‘gelijkwaardigheid’ is. De deelnemers mogen ten opzichte van mekaar niet belast zijn met externe factoren (bv. hiërarchische lijn, anciënniteit, klant-leveranciersafhankelijkheid enz.). Aan de andere kant moeten de deelnemers ook in staat zijn om op eenzelfde manier naar het proces te kijken en vooral er aan deel te kunnen nemen. Dezelfde taal spreken is daarbij uiteraard belangrijk, maar ook en vooral hoe ermee omgegaan wordt in het proces zelf. Kan iemand vanuit zijn specifieke situatie (bv. ervaringsdeskundige) voldoende analytisch of abstraherend denken zodat dit in het grotere verhaal opgenomen kan worden? Als actiepunt neem ik mee verder te bekijken hoe we deelnemers kunnen ‘leren’ de best mogelijke deelnemer te zijn.
- Expertise van deelnemers: als we ervan uitgaan dat we de collectieve intelligentie willen aanspreken, moeten we er ook bewust van zijn dat elke deelnemer wel eens een andere vorm van expertise kan hebben. Het proces van de Expeditie is er op de eerste plaats niet op uit om tot een ‘clash’ van expertises te komen – het gaat niet om wie het slimst is, maar ook niet over hopen dat het louter opstapelen van kennis tot nieuwe inzichten komt. Het proces van co-creatie waarbij weliswaar vertrokken wordt vanuit kennis en ervaring van de deelnemers, al dan niet aangevuld met externe expertise, moet leiden tot ‘emergentie’, nieuwe intelligentie die niet vooraf af te leiden of te voorspellen is uit de individuele expertise. Als actiepunt neem ik mee dat we bij het actief peilen naar individuele expertise aandacht moeten hebben voor hoe expertise en kennis op mekaar inwerken (conflicteren, complementeren, leiden tot serendipiteit en finaal emergentie) – het is niet zomaar een collage maken.
- Complex proces: de zoektocht naar emergentie brengt me ook bij volgende bedenking. Het proces van de Expeditie is op zich complex – er is een doel vooropgesteld door de deelnemers, de gids begeleidt en ondersteunt, maar het ligt niet op voorhand vast hoe de reis zal verlopen. Daarenboven blijkt dat in sommige gevallen individuele interventies – zij het goed bedoeld – de neiging hebben om dichter tot het doel te komen, maar tegelijkertijd andere aspecten verstoren. Kortom: als iemand links aan een kop draait, is het best mogelijk dat er rechts ook iets beweegt zonder dat dit echt de bedoeling was. Als actiepunt neem ik mee om verder te verkennen hoe individuele interventies (waarbij misschien het ‘persoonlijk profijt’ iets te hard duwt) niet onnodig leiden tot het afwijken van de route of zelfs tot ontsporingen kunnen leiden.
- Verandering als finaliteit: Het blijft ook binnen Expedities een uitdaging: iedereen wil verandering, maar niemand wil veranderen. Nieuwe zaken roepen vlug angst en twijfel op. Veel trajecten breken af wanneer de implementatie eraan komt. Op dat moment is het zoveel makkelijker om te zeggen: we hebben het intensief bekeken, maar gaan het toch maar niet doen. Als ik al pleit om een enthousiasmerend, wenkend perspectief voorop te stellen, dan nog moeten we zorgen dat we de moed vinden om ermee verder te gaan. In die optiek zie ik meer kans op succes als we de ambitie groot stellen, maar de uitvoering realistisch, bedacht en gefaseerd laten verlopen. Geen grote transformatie, waarbij we alles in de lucht hangen, maar wel druppelsgewijs ‘vervellen’. Het nieuwe over het oude laten schuiven. Als actiepunt neem ik mee om in de methodiek nog meer aandacht te hebben voor het correct ontwikkelen van die collectieve ambitie, die stip op de horizon. Niet alleen om als teaser het instappen op het traject aantrekkelijker te maken, maar ook om te zorgen dat in latere stappen in het proces de moed niet in de schoenen zakt en het traject om de verkeerde redenen wordt afgebroken.
Eén conclusie
Als ik de vier actiepunten van hierboven naast mekaar leg, kan ik niet anders dan concluderen dat de rol van de gids van doorslaggevend belang is voor het succes van het traject. Het gaat immers niet zozeer om tot een vriendelijke consensus te komen onder de deelnemers of om – zoals in een klassiek lerend netwerk – te zorgen dat iedereen wat slimmer wordt. Om die reden zal ik op 28 januari ook extra aandacht besteden aan werkvormen die de gids als facilitator kunnen helpen om het beste uit deelnemers te halen, rekening houdende met de doelstelling om hen persoonlijk invulling en voldoening te geven, maar ook om samen dingen te doen bewegen.
Deelnemen aan de workshop? Alle info vind je hier: https://bsae.be/event/103
* * *
Blijf op de hoogte van inzichten door deze blog te volgen – je kan je aanmelden in de rechterkolom. Je krijgt dan een email als ik een nieuw artikel publiceer (2-tal per maand).