Als je naar de nieuwe vzw-wetgeving (WVV) kijkt vanuit de bril van verenigingsprofessional dan zie je heel wat opportuniteiten om niet alleen het wettelijk kader correct vorm te geven, maar ook om alle betrokkenen – en op de eerste plaats de bestuurders – een nieuw elan te geven. Voor alle duidelijkheid, de statuten van alle vzw’s hoeven maar tegen 1 januari 2024 aangepast te worden, tenzij er ondertussen nood is aan een statutenwijziging, dan moet de ‘conversie’ direct gebeuren.
In een vorig artikel had ik het al uitgebreid over de impact op ledenorganisaties. En op 20 april organiseert BSAE een uitgebreide opleiding over zowel de basis als de meer uitdagende aspecten van de nieuwe wetgeving.
Dood hout?
Ervaring leert dat statuten niet het meest inspirerende document binnen de ledenorganisatie is, maar als het even moeilijk loopt, wordt er toch naar teruggegrepen. En soms met alle gevolgen van dien. Omdat het document er ooit is gekomen, maar nooit uit de kast gehaald werd en dus onverwachte effecten blijkt te hebben.
Vandaar een groot pleidooi om bij het verplichte ‘herschrijven’ van de statuten eens goed na te denken over de mogelijke meerwaarde ervan om de organisatie niet alleen wettelijk-organisatorisch in orde te stellen of te houden, maar ook om vanuit dat document de manier van werken op het niveau van governance van de organisatie scherp te stellen. Denken we hierbij aan zowel interne afspraken rond effectieve leden versus toegetreden, de manier waarop de werking van het bestuur geregeld wordt ten aanzien van de algemene vergadering, maar ook de ‘speciallekes’, zoals het spanningsveld tussen non-profit en commerciële activiteiten of het invoeren van een intern reglement.
Iedereen present?
Al deze uitdagingen moeten trouwens ook bekeken worden in het licht van nieuwe accenten die de wetgeving voorziet, zoals het feit dat het bestuursorgaan meer dan tevoren een collegiaal orgaan is, dat er actieve aandacht moet zijn over mogelijke belangenconflicten of dat er ‘by default’ mogelijkheden zijn om vanop afstand en dus elektronisch te vergaderen. Een bestuurder heeft dus geen excuus meer om afwezig te blijven of om niet op de hoogte te zijn. Dat betekent ook dat de verenigingsprofessionals nog meer dan voorheen uitmuntend voorbereidend werk moeten leveren.
De goed geoliede tandem verenigingsprofessional-bestuurder wordt dus des te belangrijker. Dit kan geregeld worden via de statuten of het intern reglement, maar vooral de gezamenlijke consensus over de ‘organisatiecultuur’ is bij deze essentieel. Neem bijvoorbeeld de nieuwe bestuurscode voor de cultuur die in 2002 werd gelanceerd door het Fonds voor Cultuurmanagement. Naast het expliciet formuleren van afspraken tussen bestuur en directie wordt ook het principe van ‘pas toe of leg uit’ opgenomen. Op die manier kan een organisatie toelichten waarom ze bepaalde aspecten niet opneemt (in statuten, in intern reglement of in operationele uitvoering). “Een goede reden om iets niet te doen, is altijd beter dan een gebrekkige toepassing om toch binnen de voorgestelde kaders te passen.” In deze aanpak is het proces, nl. de reflectie en explicitering, op zich al heel waardevol. Met andere woorden, het bespreekbaar maken van mogelijke issues – laten we van uitdagingen spreken – moet zeker onderdeel uitmaken van het formeel regelen van een nieuwe statuten-tekst.
Bestuurders, maar ook leden en vrijwilligers verdienen de best mogelijke juridische omkadering om zorgeloos de collectieve ambitie van de organisatie te realiseren. Verenigingsprofessionals maken daar vanuit hun specifieke rol een cruciaal onderdeel van uit.
* * *
* * *
Blijf op de hoogte van inzichten door deze blog te volgen – je kan je aanmelden in de rechterkolom. Je krijgt dan een email als ik een nieuw artikel publiceer (2-tal per maand).